Ik heb vertrouwen, besluit ik
17 mei 2018
Grenzen verleggen
5 juni 2018

Leeuwin

In de rechtszaal maak je als verslaggever zelden vrienden. Regelmatig bellen boze verdachten, slachtoffers of hun familieleden me op om hun ongenoegen te uiten over een rechtbankverslag. Te negatief, te positief, te scherp, te slap, te eenzijdig, te gedetailleerd, te lang, te kort. Ik ben er meestal niet gevoelig voor. Meestal niet.

‘Ze gaat ontploffen’

Het is woensdagochtend als mijn telefoon gaat. Een mevrouw wiens naam ik niet versta, zegt dat ze belt over een verhaal dat gisteren in De Stentor stond. In haar stem hoor ik een hoop ingehouden woede. Deze dame gaat ontploffen, zeker weten. Ik zet me alvast schrap.

Het gaat om het verhaal met als kop Emstenaar leek beest toen hij op gezicht bewusteloze sprong.’ ‘Ja, dat heb ik geschreven’, antwoord ik zo rustig mogelijk. ‘Ik ben het daar niet mee eens’, vertelt de vrouw met een trillende stem.

‘Het is VERDOMME MIJN ZOON’

Dat blijkt een understatement. Ze barst kort daarna namelijk los in een emotioneel onsamenhangend relaas over dat het te veel vanuit de optiek van de officier van justitie is geschreven, dat de verdachte er toch ook spijt van had, over dat hij geestelijke problemen heeft, over dat die kop met beest toch niet had gehoeven en dat ‘WE HET HIER VERDOMME WEL OVER MIJN ZOON HEBBEN’.

Ik slik. Zij ademt zwaar aan de andere kant van de lijn. Ze huilt. Ze raapt zichzelf weer bijeen. Deze vrouw is het niet zomaar ‘oneens met mijn verhaal’. Deze vrouw is tot in het diepst van haar ziel geraakt. Het gaat om haar KIND. Of ik DAT NOU NIET SNAP?

‘Ik ben ook mens’

Ja dat snap ik, vertel ik haar zo kalm als ik kan. Ik ben ook moeder. Ik ben ook mens. Mijn standaard verhaaltje over rechtbankverslaggeving en als onafhankelijke derde registreren wat er gebeurt in de rechtszaal valt logischerwijs niet goed.

Dan ga ik ook vals doen’, zegt ze. ‘U heeft wel een heel gemakkelijk baantje hè? Een beetje zitten luisteren en dat opschrijven.’ Om zich vervolgens weer wanhopig te verontschuldigen. ‘Nee sorry, dat had ik niet moeten zeggen. U deed helemaal niet vals, dat is mijn boosheid. Het is zo erg wat er allemaal is gebeurd. WIJ HEBBEN HET ER ALS OUDERS ZO MOEILIJK MEE.’

Kippenvel

Ik luister, ik stel vragen, ik troost, ik leef mee. Ik ben niet langer onafhankelijke omstander in deze rechtszaak, ik zit er middenin. Ik zeg dat de zaak waarbij haar zoon in een dronken bui expres met twee voeten op het gezicht van een bewusteloze jongen sprong, me kippenvel bezorgde. En dat ik ook zag dat hij het er heel moeilijk mee had, maar dat hij zo weinig zei. En dat ik dus niet zoveel van zijn verhaal kon opschrijven.

Zij luistert. Ze wordt rustiger, zegt dat ze me begrijpt. Ik voel opeens een diepe bewondering voor haar. Ze is een moeder, die als een leeuwin vecht voor haar kind. Ondanks de afschuwelijke dingen die hij heeft gedaan, die liefde blijft kaarsrecht overeind staan.

Ze wil voor hem vechten

Deze zaak kent, zoals zoveel rechtszaken veel meer slachtoffers dan alleen diegenen die in het strafdossier staan. De verdachte in kwestie hangt een celstraf van vier jaar boven het hoofd. Terecht, zal heel Nederland vergenoegd zeggen. Maar veel belangrijker is dat hij een moeder heeft die achter hem staat en nog voor hem wil vechten. Laten we haar dat alsjeblieft gunnen. ALS MOEDER. ALS MENS.

Bedankt dat ik mijn hart bij je mocht luchten’, zegt ze vlak voordat ze de verbinding verbreekt.

Debora Boomsma