Alleen een beetje een snotneus, verder niks. Maar wel al vijf besmettingen in zijn Havo-brugklas, dus toch maar testen. Ik ook. De uitslag kwam een dag later. Die van mij was negatief, die van hem positief. Een onzichtbare bom ontplofte met een geruisloos kabaal in onze woonkamer.
Al maanden proberen we ons gezin te verdedigen tegen die onzichtbare vijand. Steeds laverend tussen nuchterheid en realisme. Steeds moeilijke keuzes makend. Steeds afwegend wat leefbaar is en wat nou eenmaal even moet. Maar het mocht niet baten, de vijand was door onze verdedigingslinie heen gebroken. Hij keek ons recht in de ogen aan. We konden niet anders dan hem een stoel aanbieden.
Risicogroep
Met mijn aangeboren hartspierziekte kan corona voor mij heel slecht aflopen. Daar ben ik me heel bewust van, mijn omgeving ook. Al sinds de uitbraak. Maar als moeder wil je ook graag dat je kinderen hun levens kunnen leiden. Zo normaal mogelijk. Dat maakte de dilemma’s soms duivels hier in huis.
Boris was op een avond ontroostbaar toen de ene na de andere klasgenoot ziek werd. ‘Straks word jij ziek. Straks maak ík jou ziek.’ Hij was daarom al een week thuis. Toen het aantal positieve testen in zijn klas leek te stabiliseren, ging hij met angst en beven toch nog maar een ochtendje naar school. Maar na het vijfde geval haalden we hem weer naar huis. Dit werd te link.
‘Blij toe’, zei hij. ‘Ik vind het heel leuk op school, maar voel me daar nu niet zo fijn.’ We hoopten dat we op tijd waren. Dat we de vijand te slim af waren geweest. Maar de werkelijkheid besliste anders: waarschijnlijk was het al te laat.
‘Positief, stond er opeens’
Positief, stond er zomaar opeens. ‘We begrijpen dat dit geen fijn bericht is’, stond er zomaar opeens. Een waslijst aan maatregelen, stond er zomaar opeens. Hij was net even mee met zijn oom om daar pepernoten te bakken, want de snotneus was al 24 uur in geen velden of wegen meer te bekennen. Paniek. Ontkenning. Handelen.
‘Boris, je moet nu thuiskomen. Je hebt corona.’ Bedremmeld kwam hij een paar minuten later binnenwandelen. Hij probeerde zich groot te houden, maar zijn rode wangen en wankele stem verraadden zijn angst. Wat nu?
De hobbykamer werd in een razend tempo omgebouwd tot isolatieplek (lees: pubercave). Hier zal hij moeten blijven voorlopig. Met Netflix, spelcomputer, telefoon, een boekenkast en piano. En kerstlampjes. ‘Het geeft niet hoor, mama. Ik red me wel. Ik vind het ook wel leuk om lekker de hele dag te gamen en tv te kijken.’
‘Had ik ook maar corona’
Wij vinden het nu lastiger. Je mist zo’n kind toch hè? Ook al zit hij boven. Zijn zusje van vijf is er bij vlagen echt ontdaan van. ‘Had ik ook maar corona’, zei ze vandaag. ‘Dan kon ik Boris tenminste weer knuffelen.’
Debora Boomsma